Ingrid Grimmelikhuizen

Ingrid Grimmelikhuizen

How to help?

Read about Burma on http://www.burmacampaign.org.uk/ Talk about Burma, raise awareness and don't forget!

Contribute to the Nepali or Philippino projects. See http://www.shangrilahome.be/ or http://www.filibata.nl/ for more information.







Een maand reizen in Burma en een maand les geven in een vluchtelingenkamp net over de grens, Mae Ra Moe, waar Karen gevlucht voor het Burmese leger hun toevlucht hebben gezocht.

Wednesday, 25 August 2010

De eerste dagen in Mae Ra Moe


5 augustus

Onderweg denk ik nog dat het wel heel gek moet lopen, wil de schoonheid van het landschap niet opwegen tegen de tijd in het kamp. Ik ben weg van Chiangmai, weg van Mae Sariang, weg van de toeristen en realiseer me dat het onontdekte Thailand nog bestaat. Sterker nog, dat je er maar een klein eindje voor hoeft te rijden. We rijden steeds verder de bergen in en de weg verandert van een perfect geasfalteerde provinciale weg in een modderig pad met diepe sporen. Rainy season. De chauffeur ouwehoert onverstoorbaar door terwijl we wegslippen en de wielen ronddraaien zonder grip te vinden. Ik begrijp voor het eerst pas echt waarom auto’s uitgerust worden met vierwielaandrijving en de chauffeur roep ik in gedachten uit tot held van de dag.

In mijn nette bloesje, vóórin terwijl achterin (of tussen de varkens in de laadbak) de locals zitten, voel ik me hoe verder we de jungle in rijden totaal ontheemd. Het gevoel van in een compleet andere wereld beland te zijn, wordt alleen maar sterker als ik in het kamp aankom. Wat kan ik zeggen: ik ben terug in Birma, maar dit keer als inwoner van een dorp waar de tijd heeft stilgestaan. Ons huis redelijk groot heeft ’s avonds stroom en dus licht (van één lamp). Verder onderscheidt het zich op geen enkele manier van de andere huizen: een bamboe hut op palen met een dak van blaadjes, stromend water alleen als met een tuinslang de tonnen worden gevuld, koken op kooltjes en houtjes. De wc achterin het tuintje is een gat in de grond met een hutje eromheen en de douche een ton water achter een schutting. Overal lopen eenden, kippen, geiten, honden en katten. Sommige mensen houden varkens. Samen met de gebruikelijke bos dieren (wat voor zover ik dat tot nu toe kan beoordelen (en ‘alles wat je niet ziet, bestaat niet’)godzijdank slechts bestaat uit kakkerlakken, gecko’s en enorme duizendpoten) is het een behoorlijke dierentuin / kinderboerderij.

Ik ben ook terug ook in de wereld van de gelige ‘thanaka’(traditionele make-up), ‘longyis’ (wikkelrokken) en de ‘betel nut’ (en dus de rode tanden en de gore rode klodders die overal uitgetuft worden), rochelen en spugen , je neus snuiten met je vingers (of je tas, of je t-shirt), slurpen, etc. Een poging me min of meer aan te passen (en ik heb besloten dat niet te doen door gezellig mee te rochelen) mislukt al snel: als ik in mijn longyi en op mijn slippers door het kamp loop, mijn longyi verliezend (waardoor ik er al snel bij loop als een Indiër in een dhoti doordat ik de rok steeds oncharmanter opstroop, oprol, vastprop) en constant weg glibberend door de modder, besluit ik in het vervolg mijn spijkerbroek aan te trekken en de rubber laarzen die ik in Mae Sariang nog snel heb aangeschaft. Ik accepteer ook maar heel snel dat ik zelf niet ga koken op die kooltjes of afswassen boven de glibberige bamboe spijlen en troost me met de gedachten dat ik niet lui of achterlijk ben maar dat het gewoon te anders is hier.

Een vluchtelingenkamp is een vluchtelingenkamp. Het is geen gezellig dorp waar mensen vrijwillig wonen en weg gaan als ze het zat zijn. Het is geen plek waar je de spullen kan vinden die je graag eet, leest, gebruikt, doet, etc. Een wc achterin een tuintje is vooral ’s nachts totaal onhandig; In de regen, glibberend en slaapdronken je weg vinden, valt niet mee... Douchen in de regen valt dan wél weer reuze mee. Je was droog krijgen, uiteraard niet.

Ik stel mijn gedachten bij: ‘het moet wel heel gek lopen, wil ik dit niet een maand volhouden. Want alles went en uiteindelijk pas je je gewoon aan. Of je maakt er het beste van.’

Htoo Saw is mijn collega (onder het mom van ‘ken je vijand’ geeft hij Burmees) en huisgenoot. Hij gaat voor mij zorgen. Ik geef hem geld en hij koopt dan wat ik nodig heb. En wat hij dénkt dat ik nodig heb. Al een paar ochtenden vind ik een kopje mierzoete ‘koffie’ (ook hier: 3 in 1. Dat betekent 48 % suiker, 46% ‘non- dairy (huh?!) creamer en 6% oploskoffie in één zakje) en dubieze broodjes en cakejes (die echt niet zo heel erg lekker zijn en waarschijnlijk behoorlijk over de datum (zouden ze dat fenomeen hier kennen)) als pre-ontbijt snack. Of een pannenkoek met bonen en gefrituurde snacks die hij speciaal voor mij bestelt (en in alle vroegte opgehaalt). Htoo Saw is zo ontzettend lief dat ik hem het liefst de hele dag non-stop knuffels zou willen geven (maar hij is ook heel erg ‘Karen’ (de klemtoon ligt op ‘ren’ en de ‘a’ slik je in. ‘Kren’ dus eigenlijk) en zou zich waarschijnlijk helemaal te pletter schrikken als ik dat zou doen). Ik maak grapjes en zeg dat ik door hem hartstikke verwend (en moddervet) raak, dat ik als ik weer thuis ben om me heen zal kijken en me af zal vragen waar mijn koffie blijft. Daar wordt hij vooral nog verlegener van en vooralsnog resulteert het nog niet in een afname van het aantal snacks en koffie.

Gelukkig kunnen hij en mijn andere huisgenoot (mijn student Maung Naing) goed koken en eten we verder rijst met groente. En een soort vleesballetjes (lijkt op wat we in NL kennen als Smack) waar ik maar niet al te diep over nadenk (varkensvet in een plasticje?). Ik heb aangegeven liever geen vlees te eten, dus verdenk ik de jongens ervan van de gelegenheid (mijn geld) gebruik te maken en zichzelf 4 weken wat luxe veroorloven . Vluchtelingen krijgen hier rijst , ‘fishpaste’ en ‘yellow beans’ en de meesten hebben geen geld voor groente of vlees. Ik ben blij dat de jongens (en soms vrienden of studenten die mee eten) in ieder geval een paar weken wat beters op hun bord hebben en bedenk me dat mijn leven hier evengoed een koopje is.

Als ik ’s ochtends naar school loop word ik door kinderen aangestaaard, door volwassenen begroet met een glimlach of een ‘goodmorning teacher’. Zelfs oude mensen begroeten me op weg naar school respectvol, of grijpen opeens mijn hand vast om me te bedanken (waarvoor?). Voor het hele dorp ben ik ‘theramu’: docent, een woord dat ik vaak hoor vallen als ik langs loop: ‘daar heb je de docent’, of ‘dat is een docent’, neem ik aan dat ze zeggen. De studenten bedanken me na de les in koor, slepen het whiteboard heen en weer van het ene naar het andere lokaaltje, vegen het bord uit, spoelen mijn theekop om. En waarom? Gewoon omdat ik een gast ben die ook nog eens een paar uurtjes per dag les geeft.

Dus ik stel mijn gedachten voor de derde keer bij: ‘het moet wel heel gek lopen, wil het me straks lukken dit dorp en de mensen níet te missen’.

No comments:

About Me

My photo
Amsterdam, Netherlands
Na 5 jaar in het middelbaar onderwijs gewerkt te hebben, is het tijd voor wat anders...