Ingrid Grimmelikhuizen
How to help?
Read about Burma on http://www.burmacampaign.org.uk/ Talk about Burma, raise awareness and don't forget!
Contribute to the Nepali or Philippino projects. See http://www.shangrilahome.be/ or http://www.filibata.nl/ for more information.
Contribute to the Nepali or Philippino projects. See http://www.shangrilahome.be/ or http://www.filibata.nl/ for more information.
Een maand reizen in Burma en een maand les geven in een vluchtelingenkamp net over de grens, Mae Ra Moe, waar Karen gevlucht voor het Burmese leger hun toevlucht hebben gezocht.
Wednesday, 25 August 2010
De stand van zaken is als volgt.
22 augustus
Ik heb zonet op de markt oploskoffie en oploskoffiemelk gevonden en geniet nu van koffie zonder 48 % suiker! Genieten van oploskoffie met oplosmelk...
Het is niet zo dat ik slecht eet en dat die koffie gunstig afsteekt bij wat ik hier naar binnen werk. Integendeel. ’s Ochtends en ’s avonds eten we meestal erg lekker. Vooral als ik de bloederige bende van het in mootjes hakken van een nog levende vis heb gemist en niet al te diep nadenk over de stand van de hygiene hier in huis (denk: rochelen en niezen boven de pannen en aan tafel, neus snuiten in je vingers en tíjdens het eten (en mij dan 2 seconden later met diezelfde hand een bamboo shoot aanreiken), tafeltje afvegen met een stinkend doekje dat nooit gewassen wordt, borden omspoelen zonder zeep of met zeep uit een sponsje dat zó vies is dat de borden er alleen maar vetter van worden.) Tussen de middag eten we wat over was van het ontbijt (koud, dus dat is minder) en voor tussendoor heb ik de ‘coconut dumpling’ ontdekt en cakejes die wél lekker en níet over de datum zijn (er bestaat voor de rijke buitenlander hier dus niet zoiets als een gedwongen ‘Mae Ra Moe dieet', iets dat mij op dit moment op zich geen kwaad zou doen).
Waarom ik dan toch van die koffie geniet: omdat het me doet denken een vorig leven, en wel mijn vorige leven in de Filippijnen waar we ook vrolijk allerlei poedertjes mixten tot iets drinkbaars (we gooiden er namelijk ook nog wel eens milo doorheen). En omdat het me eraan herinnert dat er een ander leven bestaat, dat er een wereld bestaat buiten het kamp.
Dat vergeet je makkelijk. Niet alleen is Mae Ra Moe volledig afgesloten van de buitenwereld (geen internet, geen ontvangst met je mobiel, een vaste lijn op een uur lopen, nauwelijks radio ontvangst), het ziet er ook afgelosten uit. Het ligt verstopt tussen de bergen, letterlijk onzichtbaar voor de buitenwereld, weggestopt op een paar uur rijden van het dichtsbijzijnde stadje (Mae Sariang).
Je kunt ook niet zomaar weg uit het kamp. Om het kamp in en uit te komen, heb je een pas nodig. Ik had een pas toen ik binnen kwam, en heb een nodig om er weer uit te gaan. In de tussentijd ben ik illegaal want officieel mogen er van de Thaise autoriteiten geen buitenlanders in het kamp verblijven. Die pas moet je aanvragen in Mae Sariang, de plek waar ik zonder pas niet kan komen. Ik ben dus afhankelijk van mijn contactpersoon July (die voor mij de pas aanvraagt) en van iemand die hier naartoe gaat (en de pas mee wil nemen). Dat July ongeveer twee maanden nodig had voor het aanvragen van mijn eerste pas (hij was het vergeten en moest het uiteindelijk nog doen toen ik er al was (en het kantoor dicht was)), stelt me niet erg gerust. Als hij het weer vergeet, zit ik hier vast. En als hij het niet vergeet, kan het zo maar gebeuren dat er toevallig nét een paar dagen niemand naar het kamp gaat. En als alles goed gaat, moet er ook nog maar net een auto gevonden worden die het kamp verlaat... Dit grijpt me soms behoorlijk naar de keel. Maar het is meer.
En dat is niet het discomfort waar ik als eerste over schreef. Daar wen je namelijk binnen twee dagen aan. En aan dat je was niet droogt en een beetje muf begint te ruiken ook. Iedereen ruikt namelijk een beetje (of heel erg) muf en ik kan me daar niet zo druk meer om maken.
De uitzichtloze situatie waarin de mensen verkeren (wat onherroepelijk zijn weerslag heeft op de sfeer) en de verveling zijn moeilijker te verdragen. Als ik geen les geef, bereid ik lessen voor, lees ik een boek of typ ik dus stukjes op mijn laptop. Veel meer is er niet te doen. En dan heb ik hier nog ‘werk’, iets te doen. Het enige wat de vluchtelingen hebben wat ik niet heb, is dat ze kunnen communiceren met elkaar. Mijn gesprekspartner is al 3 weken Htoo Saw en een echt gesprek hebben we nog niet gehad. Het gaat meer om uitwisselingen van informatie: ‘in my country’, ‘in Karen State’, zakelijke dingen over school. Mijn collega docente Engels is geweldig (en spreekt in tegenstelling tot sommige andere docenten Engels ook daadwerkelijk Engels), maar weinig op school. Gisteren ben ik met Htoo Saw en een student naar Mae La Oon kamp gelopen (anderhalf tot 2 uur stroomafwaarts, een tocht waar een toerist overigens grof geld voor zou betalen!) waar ik twee Niew Zeelanders ontmoette die daar een half jaar les geven. Ik merkte hoe ik ratelde en hoe heerlijk het was om weer eens echt te kletsen.
Maar dit voordeeltje, je vertrouwd voelen bij de mensen met wie je woont, kunnen ouwehoeren, valt werkelijk compleet in het niet bij alle ellende die het vluchtelingenschap met zich meebrengt. De mensen zijn gevlucht voor een guerilla oorlog, concreet: voor landmijnen en booby traps, voor verkrachting, marteling, mishandeling, tereur. Het Birmese leger brandt niet alleen maar dorpen plat, het vordert ook dragers of menselijke mijnenvegers (beide schijnt even dodelijk te zijn)of slacht mensen simpelweg af. Ik las dat Birma het op een na grootste leger heeft van Azie en 40% van het jaarlijkse budget besteedt aan de strijdkrachten. Birma voert geen internationale strijd maar een enorme oorlog tegen eigen burgers.
Uitzichtloosheid, verveling en traumas dus. Materieel is het niet veel beter. Gistereren vroeg ik Maung Naing of ze hier ook een beetje geld krijgen. Het antwoord was ‘nee’. Ze krijgen rijst, yellow beans, zout, olie, fishpaste en kolen maar mogen het kamp niet uit om werk te zoeken. Ze moeten het dus maar zien te rooien. Voor tandpasta, een nieuw t-shirt of zeep zijn ze of afhankelijk van een NGO of van familie. Maar familie heeft hij hier niet en tijd om het bos in te gaan en vanalles te verzamelen en te verkopen heeft hij, als student, ook niet. Een jaar geleden is hij terug gegaan naar zijn dorp in Karen State (wat overigens om allerlei redenen geen ongevaarlijke onderneming is) maar dit jaar gaat hij niet. Het kost hem namelijk 300 Baht voor de boot, ongeveer 7,5 euro, een bedrag dat hij onmogelijk bij elkaar kan sprokkelen of lenen. Zijn ouders hadden de laatste keer dat hij er was met moeite 10.000 Kyat voor hem gespaard, ongeveer 10 dollar. Maar hij vertelde lachend (hij zag de grap er zelf wel van in) dat dat op was toen hij 2 t-shirts en een paar nieuwe slippers had gekocht.
Ik zie hem vaak voor zich uit staren en maak me dan, zoals over veel studenten, zorgen. Ik hoop dat ze het redden, er mentaal niet aan onderdoor gaan. Als ik zo met Maung Naing praat, zie hoe hij lacht en hoe hij de humor kan inzien van de ellende, heb ik ik goede hoop. Maar hoe ontzettend sterk moet je zijn, om dit dag in dag uit, jaar in jaar uit, vol te houden.
Ik schaam me ervoor dat de uitzichtlooshied van de mensen en de traagheid van het leven, weerslag heeft op mijn gemoedstoestand. Terwijl ik gewoon weg ben over een paar dagen en terug ga naar het luxe leven van Mae Sariang (warme douche, verse koffie, yoghurt met muesli), Chiang Mai (yoga, thaise massages), Bangkok, Amsterdam.
Ik ga het kampleven niet missen. Maar de studenten wel. De tuthola van vorige week (knappe dame nummer 2) blijkt uiteindelijk gewoon een tuthola te zijn. Eentje die me ook tijdens de les behoorlijk op de zenuwen werkt. Ze schreeuwt voortdurend het goede antwoord, het verkeerde antwoord of zomaar een loze opmerking door het lokaal, geeft anderen niet de tijd om na te denken, vindt zichzelf een ‘excellent student’, kijkt verveeld om zich heen als ze alwéér als eerste klaar is en maakt regelmatig opmerkingen naar mij die niet per se aardig zijn. Bijvoorbeeld dat ik niet zoveel haar op mijn hoofd heb, op een spin lijk of dik ben. Dat laatste kan eventueel nog als compliment worden opgevat, die eerste twee opmerkingen zeker niet. Tutholas zijn dus universeel, en iets waar ik inmiddels mee om weet te gaan, want deze tuthola is natuurlijk niet de eerste tuthola die ik voor mijn neus heb.
Maar op dit moment wel de enige. De rest van de studenten is geweldig: lief, bescheiden, beleefd, behulpzaam, geestig. En een heel leuk stel bij elkaar. Met het Karen nationalisme valt het uiteindelijk ook wel weer mee (in de zin dat ze zich niet tegen de Birmezen in het algemeen keren): de meiden dwepen vreselijk met allerlei Birmese soapsterren, de jongens luisteren naar Birmese popmuziek. Ik ga de studenten missen. Voor hen was ik hier en zij hebben het gemaakt tot een bijzondere ervaring. Sterker nog, zonder hen zou ik het hier niet hebben uitgehouden.
Ik probeer dus nog een paar dagen relaxed over te komen, niet al te breed uit te meten dat ik het verder maar slecht uit te houden vind om de mensen hier niet nog verder te ontmoedigen. Voor de zoveelste keer het afgelopen jaar, prijs ik mezelf gelukkjg. Iedereen moet er hier maar het beste van maken terwijl ik gewoon kan zeggen ‘ het is op denk ik, de energie is weg en het is tijd om naar huis te gaan’.
Foto: Maung Naing, mijn absolute favoriet en huisgenoot. En hij bleef het t-shirt vrolijk dragen, ook nadat hij erachter was, wat er eigenlijk op staat!
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
About Me
- Ingrid Grimmelikhuizen
- Amsterdam, Netherlands
- Na 5 jaar in het middelbaar onderwijs gewerkt te hebben, is het tijd voor wat anders...
No comments:
Post a Comment